Landmine monitor report 2012: 42% van de slachtoffers van landmijnen zijn kinderen
Kinderen maken 42 % uit van de geregistreerde slachtoffers van landmijnen en ander explosief oorlogstuig. Dat staat in het Landmine Monitor Report, dat vandaag wordt bekend gemaakt. Het rapport biedt een stand van zaken met betrekking tot het Verdrag van Ottawa, dat het gebruik, de opslag, de productie en het transport van antipersoonsmijnen verbiedt. Elke twee uur maakt explosief oorlogstuig een nieuw slachtoffer en toch gaat er 30% minder financiële hulp naar slachtoffers. Handicap International roept de lidstaten op om meer middelen vrij te maken om aan de noden van slachtoffers te voldoen.

Brussel, 29 november 2012 – Kinderen maken 42 % uit van de geregistreerde slachtoffers van landmijnen en ander explosief oorlogstuig. Dat staat in het Landmine Monitor Report, dat vandaag wordt bekend gemaakt. Het rapport biedt een stand van zaken met betrekking tot het Verdrag van Ottawa, dat het gebruik, de opslag, de productie en het transport van antipersoonsmijnen verbiedt. Elke twee uur maakt explosief oorlogstuig een nieuw slachtoffer en toch gaat er 30% minder financiële hulp naar slachtoffers. Handicap International roept de lidstaten op om meer middelen vrij te maken om aan de noden van slachtoffers te voldoen.
In 2011 registreerde het Landmine Monitor Report meer dan 4000 nieuwe slachtoffers van landmijnen en achtergebleven explosief oorlogstuig. 42% van de geregistreerde slachtoffers van deze wapens zijn kinderen. In sommige landen is dat percentage nog zorgwekkender: 90% van de slachtoffers van mijnen in Kenia, Oeganda en Jemen zijn kinderen. In Libië en Afghanistan gaat het om meer dan 60%, in Laos om 58%. Door een gebrek aan financiële middelen moesten landen als Afghanistan en Oeganda hun slachtofferhulp terugschroeven of zelfs projecten stopzetten.
Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Ottawa, worden elk jaar 1000 kinderen slachtoffer van deze wapens. “Hun behoeften zijn nog veel groter dan die van volwassenen”, waarschuwt de Afghaanse Ban Advocate Rahmatullah Merzavee[1].Hij verloor op negenjarige leeftijd beide benen toen een mijn ontplofte. “Omdat kinderen nog groeien, moeten hun protheses regelmatig worden vervangen. De behandelingen zijn duur en vaak kunnen kinderen met een handicap niet naar school”. Al deze factoren samen wegen zwaar door op de armste landen, die het meest getroffen worden door explosieve overblijfselen van de oorlog.
In 78 landen of streken zijn nog mijnen en explosieven achtergebleven. Naar schatting 500 000 overlevenden hebben nood aan levenslange hulp. De middelen die de lidstaten vrijmaken komen niet tegemoet aan de behoeften van de slachtoffers. In 2011 daalden de middelen voor slachtofferhulp met een derde, terwijl het budget in 2010 al ruim ontoereikend bleek.
“De financiering voor slachtofferhulp is nog nooit zo laag geweest”, zegt Bruno Leclercq, Verantwoordelijke van de Policy Unit van Handicap International in Brussel. “De donorlanden geven samen 23 miljoen euro om 500 000 overlevenden te helpen, dat is veruit ontoereikend”.
Vandaag werkt Handicap International in 63 landen. Daarvan zijn er meer dan 40 bezaaid met mijnen en achtergebleven oorlogstuig. De organisatie ontmijnt, sensibiliseert de bevolking over de gevaren van deze wapens en biedt hulp aan de slachtoffers.
[1]De Ban Advocates zijn overlevenden van ongevallen met landmijnen en clustermunitie. Ze zetten zich in voor een verbod op deze wapens. De Ban Advocates pleiten voor de Conventie inzake clustermunitie en voor hulp aan de slachtoffers. Het project werd opgezet door Handicap International in 2007. De groep van Ban Advocates bestaat uit zowat 30 slachtoffers uit landen als Afghanistan, Albanië, Cambodia, Ethiopië, Kroatië, Laos, Libanon, Servië, Tajikistan, Vietnam en de VS.